Epipactis helleborine subsp. neerlandica (Vermeulen) Buttler : Duinwespenorchis

F:    Epipactis des Pays-Bas

E: Holland Helleborine

D:   Holländische Stendelwurz

Syn.:   Epipactis helleborine var. neerlandica Vermeulen

Ety.:    neerlandica wijst op de afkomst van de soort: uit Nederland waar de soort werd beschreven van de gemeente Bloemendaal-Overveen in de provincie Noord-Holland in 1949.

Beschrijving: Plant 10 tot 50 cm hoog.  Stengel zacht viltig behaard, bleek groen gekleurd.  Aan de top neemt de beharing toe.  Vijf tot acht stijve bladeren die vrij dicht op elkaar onder aan de stengel geplaatst zijn. Het eerste echte blad bevindt zich zeer dicht tegen de bodem.  De bladeren staan schuin omhoog en hebben vaak een gegolfde rand.  Zeer korte bladrandpapillen aanwezig. De schutbladeren zijn meestal kort.  De bloeiwijze is zeer dicht.  Bloemen hangen naar beneden, kleur variërend van wit tot donkerrood.  Vaak zijn alle bloemen naar één kant gericht. Om in de bloeiaar te kunnen kijken moet steeds deze schuin gehouden worden.  Sepalen donkergroen gekleurd, zacht behaard.  Hypochiel nectarproducerend, rozig gekleurd aan de buitenzijde, glimmend bruin binnen in de kom. Epichiel witgroen tot roze, hartvormig met twee kleine licht wrattige bultjes (calli) aan de basis. Duidelijk viscidium aanwezig en de polliniën zijn zeer compact. Bestuiving gebeurt door wespen.

Variabiliteit: weinig variabele soort, behalve dan wat de kleur van de bloemen betreft. Epipactis dunensis (T. & T.A. Stephenson) Godfery, die niet in ons land voorkomt maar wel in gelijkaardige biotopen groeit in o.a. Wales en Engeland, lijkt qua bouw meer op E. neglecta. In Nederland vindt men overgangspopulaties tussen helleborine en neerlandica in naaldbossen in de kuststreek. In Vlaanderen zien we ook overgangsvormen in de duinen, waar de soort voorkomt onder Abelen Populus xcanescens in plaats van Kruipwilg Salix repens. Maar het vermoeden is aanwezig dat deze planten wel degelijk neerlandica zijn, die zich hebben aangepast aan het andere milieu en daardoor terug een aantal helleborine trekjes hebben aangenomen.

Bloeitijd: begin tot einde augustus

Habitat:  typisch voor droge, kalkrijke duinhellingen en duinpannen met kruipwilgvegetaties die nog niet zijn dichtgegroeid met grassen en waar dus nog een zekere vorm van stuivend zand mogelijk is. Vaak samen voorkomend met Pyrola rotundifolia

Zeldzaamheid: Waarschijnlijk zeer zeldzaam in België maar door verwarring met helleborine is de verspreiding nog niet volledig gekend.  Vooral aangetroffen langs onze Westkust, mogelijk ook hier en daar langs de Oostkust.

Gelijkende soortenEpipactis helleborine subsp. neerlandica verschilt van E. helleborine subsp. helleborine door zijn stevige, gootvormige bladeren die dicht op elkaar in de onderste helft van de stengel zijn geplaatst.  De bladeren zijn bovendien omhoog gericht, stijver en vaak stengelomvattend.  De bloemtros is meestal dichtbloemig met klokvormig naar beneden gebogen bloemen.  Bovendien komen beide soorten absoluut niet in het zelfde habitat voor.
neerlandica verkiest kruipwilgstruweel in duingebieden terwijl helleborine open loofbossen en bosranden bewoont.  Tenslotte is neerlandica ook één van onze laatste bloeiende Epipactissoorten  (augustus) wanneer helleborine al  is uitgebloeid.   Typisch is ook dat de bladrand korte, driehoekige papillen bezit (enkel met sterke loupe te zien!) in tegenstelling tot helleborine die onregelmatige papillen laat zien, die eerder kunnen vergeleken worden met een onregelmatig gezaagde bladrand. (voor meer info, zie artikel in Liparis 24 van 2018, artikel van Dirk Kapteyn den Boumeester)

OpmerkingenE. helleborine subsp. neerlandica is een taxon dat vaak als pionierssoort optreedt.  Het dynamische milieu waar hij te vinden is, verplicht de soort natuurlijk wel tot grote aanpassingen.  Lange tijd werd de soort als een variëteit of eco-type onderscheiden van E. helleborine. Andere auteurs beschouwen dit als een aparte soort (Devillers & Devillers-Terschueren). Ook nu gaat onderzoek in die richting nog steeds voort.  De eigen habitus, late bloeitijd en typisch biotoop kunnen redenen zijn om de indeling tot nieuwe soort te aanvaarden. Ook blijkt dit taxon samen te leven met andere schimmels dan E. helleborine subsp. helleborine. Maar genetisch onderzoek toont aan dat de status van aparte soort niet gerechtvaardigd is (Bateman et.al.).

Tekst : Bart Van de Vijver, video : Patrick Mannens,  foto’s : Patrick Mannens, Walter Van de Bussche, An De Wilde. 

Met dank aan de vele fotografen die ons beeldmateriaal bezorgden van deze soort.

Volgende maand : Gymnadenia conopsea

Alle foto’s zijn welkom.  Stuur ze naar secretariaat@semo.vlaanderen.  Alvast bedankt.