Dactylorhiza sphagnicola (Höppner) Soo - Veenorchis

F: Orchis des sphaignes

E: Höppners Marsh Orchid

D: Torfmoos-Knabenkraut

Syn.: Orchis sphagnicola Höppner 1926

Ety.: Sphagnicola betekent ‘bewoner van Sphagnum-venen’ en wijst op het voorkeursbiotoop van deze soort

Beschrijving: Plant 20 tot 50 (60) cm hoog met een rechte, stijve, vrij holle stengel. Bladeren zijn rechtopstaand tot iets afstaand of zwak gebogen.  Vier ongevlekte bladeren aanwezig.  Het onderste blad is ongeveer 11 tot 19 cm lang maar slechts 1-2 cm breed.  Het tweede blad is nog langer (14-24cm) en even breed.  Beide bladeren zijn smal lancetvormig en in het midden het breedst. Ze eindigen spits en iets kapvormend.  Het derde blad is gemiddeld 17 cm lang en 3 cm breed.  Aan de basis is dit blad het breedst en schedevormend.  Het vierde blad is 12 cm lang, 1,5 cm breed en aangehecht. De bladeren zijn minstens 7x zo lang als breed.  Vaak komen 1-3 schutbladachtige bladeren voor.  De schutbladeren in de bloeiwijze zijn onderaan veel langer dan de vruchtbeginsels met aan de randen een purper zoompje.  De bloeiwijze steekt boven de bladeren uit, is gemiddeld 9 cm lang en dicht- en veelbloemig.  De bloemen zijn lichtroze van kleur.  De zijdelingse sepalen zijn niet gegolfd en vertonen vaak een gevlekte tekening.  De lip is 14 mm breed en 8,5 mm lang, weinig gedeeld, gaafrandig tot soms gekarteld, met een tekening van fijne puntjes of vage stipjes en streepjes.  Spoor korter dan het vruchtbeginsel. 

Variabiliteit: enkel wanneer D. maculata aanwezig is in hetzelfde gebied, kan door hybridisatie en terugkruising, variatie in tekening op de lip optreden.  Verder is de soort vrij constant. 

Bloeitijd: einde mei tot midden-juni

Habitat: Soort van hoogveenvegetaties in mesotrofe Sphagnumvegetaties, in trilvenen en heidevennen. Voedselarm, zuur, nat tot vochtig.  Komt vaak samen voor met Beenbreek –  Narthecium ossifragum. De soort lijdt sterk onder de toenemende vermesting, verdroging en de vernietiging van zijn habitat. 

Zeldzaamheid: Zeer zeldzaam in België. In Zuid-België en in de Kempen worden nog enkele populaties aangetroffen.  Desondanks lijst B.

Gelijkende soorten: Het biotoop en de vorm en lengte van de bladeren zorgt ervoor dat deze soort nauwelijks met anderen kan verward worden.  Alleen D. maculata komt soms voor in hetzelfde biotoop maar deze soort heeft meer schutbladachtige bladeren aan de stengel, is gewoonlijk gevlekt en heeft een volle stengel met bloemen die een donkere tekening vertonen. 

D.praetermissa is gewoonlijk veel groter en robuuster, met meer bladeren die bovendien korter en meer gedrongen zijn.

Waar D. maculata en D. sphagnicola samen voorkomen, worden gemakkelijk hybriden gevormd. Deze zijn bekend onder de naam Dactylorhiza xwiefelsputziana. Soms zijn ze gemakkelijk herkenbaar door hun grootte of licht gevlekte bladeren en bloemen met een markantere liptekening, maar soms is het niet eenvoudig om deze hybriden te herkennen. In biotopen die stilaan minder geschikt worden voor D. sphagnicola, neemt deze hybride de plaats in en kan ze soms vrij talrijk zijn.

Tekst : Bart Van de Vijver, video : Patrick Mannens,  foto’s : Patrick Mannens, Walter Van den Bussche, Daniel Gheyselinck, Theo Muusse, Jacques Kleynen, Frans Van Deurssen.

Met dank aan de vele fotografen die ons beeldmateriaal bezorgden van deze soort.

Volgende maand : Dactylorhiza viridis

Alle foto’s zijn welkom.  Stuur ze naar secretariaat@semo.vlaanderen.  Alvast bedankt.