Dactylorhiza viridis (L.) R.M.BATEMAN, PRIDGEON & M.W.CHASE

Groene Nachtorchis

F: Orchis grenouille, Orchis vert

E: Frog Orchid

D: Grüne Hohlzunge

Syn.:

Satyrium viride Linnaeus 1753
Orchis viridis
(L.)  Crantz 1769
Habenaria viridis 
(L.) Brown 1813
Coeloglossum viride (L.) Hartmann 1820

Ety.: Viride komt van het Latijn viridis (groen) en duidt op de kleur van de bloemen.
Dit taxon wordt door sommige auteurs nog steeds in het genus Coeloglossum geplaatst, maar de meeste recente onderzoeken hebben uitgewezen dat dit taxon onder Dactylorhiza thuishoort. (Dactylos + rhiza betekent wortel in de vorm van een vinger / vingervormige knol)

Beschrijving:
Plant 6 tot 40 cm hoog. Stengel rechtopstaand, bovenaan gegroefd.  Drie tot zeven bladeren langs de stengel verspreid waarbij de onderste ovaal-eirond zijn en de bovenste kleiner en smaller worden.  Schutbladeren langer dan de vruchtbeginsels, zelfs langer dan de bloemen. Bloeiwijze betrekkelijk los- en veelbloemig (5-25 bloemen).  Bloemen groen, geelgroen met soms roodbruine schijn.  De sepalen en de zeer smalle petalen vormen een kapje.  Lip vlezig, aan de top drie- (zelden twee-) lobbig ingesneden, aan de basis wat naar beneden geknikt.  Spoor doorschijnend, kort en zakvormig, als het ware opgeblazen.  Het spoor is niet altijd even goed zichtbaar omdat de lip wat naar achteren is geplooid en het spoor bedekt. Bloemen worden na de bloei meestal groen en blijven lang zitten.

Variabiliteit:
Enkel in de lipkleur die kan variëren van geelgroen tot bruinrood.  Naar gelang de hoogteligging, worden de planten kleiner. 

Er zijn een aantal varianten beschreven zoals var. bracteata (bracteeën tot 3x de lengte van de bloemen), var. islandicum (IJsland en Kamtsjatka schiereiland met zeer donkere bloemen en dichtbloemige bloeiwijze) en var. virescens (planten volledig groen)

Bloeitijd:

Vanaf begin mei op lagere hoogte tot augustus in de bergen.

Habitat:

Soort van de volle zon.  Vooral op neutraal tot lichtzuur substraat en meestal dan in kortgrazige (vaak Alpiene) graslanden.  In kalkgraslanden verschijnt deze soort op de plekken waar de mineralen uitgeloogd zijn en waar de bodem dus een neutrale pH bereikt. In lichte bossen worden gewoonlijk grotere exemplaren aangetroffen. 
Zeer onopvallende plant.

Verspreiding:

Deze soort heeft een enorm verspreidingsgebied en komt voor in Europa, Turkije, Rusland, China, Taiwan, Noord-Amerika en Canada. (Circumpolair – noordelijk halfrond). In Azië is de soort al op 4.000 meter hoogte aangetroffen, in Europa kan je deze soort vinden tot bijna 3.000 meter hoogte.

Zeldzaamheid: Zeer zeldzaam in Zuid-België.  In Vlaanderen nog op 1 plaats aanwezig. 

Gelijkende soorten:

In berggebieden, waar de planten op grotere hoogte kleiner blijven en vaak bruiner gekleurd, kan deze soort op het eerste zicht verward worden met Chamorchis alpina.
Voorts nog te verwarren met Neottia ovata door een zekere gelijkenis met de lipvorm, maar de Grote keverorchis heeft twee grote ovale bladeren onderaan de stengel en wordt bovendien vaak groter.  De vruchtbeginsels bij Neottia zijn gesteeld wat niet het geval is bij Coeloglossum

Opmerkingen:

Zeer nectarrijke bloemen die door een groot aantal insecten bezocht worden.  Soort die gemakkelijk over het hoofd gezien wordt door zijn onopvallende kleur en betrekkelijk kleine lengte. 

Er zijn hybriden gevonden met Gymnadenia conopsea, die de naam xDactylodenia jacksonii dragen. Ook intergenerische hybriden met o.a. D. fuchsii, D. incarnata, D. maculata, D. sambucina en D. majalis zijn beschreven.

Tekst : Walter Van den Bussche, video : Patrick Mannens,  foto’s : Sandra Wilfert, Bart Van de Vijver, Walter Van den Bussche, Patrick Mannens, Bart Vercruysse.

Met dank aan de vele fotografen die ons beeldmateriaal bezorgden van deze soort.

Volgende maand : Cephalanthera rubra

Alle foto’s zijn welkom.  Stuur ze naar secretariaat@semo.vlaanderen.  Alvast bedankt.