Dactylorhiza sambucina L. Soó 1962

Vlierorchis

F: Orchis sureau
E: Elder-flowered orchid
D: Holunder-Fingerwurz, Holunder-Knabenkraut

Ety.:

basioniem:       Orchis sambucina L. (1755)                           Dactylorchis sambucina (L.) Verm. (1947)                                  Dactylorhiza sambucina (L.) Soó (1962)

De soortnaam sambucina is ontleend aan de wetenschappelijke geslachtsnaam Sambucus voor de gewone vlier, en verwijst naar de geur van de bloemen.

Opmerkelijk aan deze soort is de veelkleurigheid van de bloemen die ofwel geel, dan wel rood zijn.

Beschrijving:

Plant : De vlierorchis is een kleine, compact gebouwde, 10-30 cm hoge orchidee. De planten staan verspreid of in kleine groepjes bij elkaar. De rechtopstaande stengel is groen, stevig maar hol van binnen en draagt onderaan vijf tot acht bladeren. De bloeiwijze is een dichte aar, cilindrisch tot eivormig, 4-7 cm lang en bestaande uit tien tot twintig bloemen.

Bladeren : De vijf tot acht stengelbladeren zijn lancetvormig tot ovaal, glanzend lichtgroen en ongevlekt. De schutblaadjes zijn groen of purper, naargelang de kleur van de bloemen, en even lang of langer dan de bloemen zelf.

Bloemen : De dimorfe bloemen zijn ofwel geel dan wel purper gekleurd. De laterale buitenste bloemdekbladen zijn opwaarts gericht, het middelste vormt samen met de laterale binnenste bloemdekbladen een helmpje. De lip is 10-14 mm lang, 7-10 mm breed, vaag drielobbig, de zijlobben licht naar achter gebogen. De lip is bespikkeld met rode stippen of kleine vlekken, bij de purperen vorm op een gele achtergrond. De spoor is dik en kegelvormig, naar beneden gebogen, en even lang als of iets langer dan het vruchtbeginsel. De bloemen ruiken zwak naar vlierbloemen.

Bloeitijd: Vanaf april tot juni afhankelijk van de hoogte

Habitat:  De vlierorchis is een soort die lichtzure tot neutrale bodems (plaatselijk ontkalkt) prefereert, in volle zon of lichte schaduw, op vochtige tot matig droge plaatsen. Hij is te vinden in de bergen vanaf 500-2500 m, op kalkgraslanden, alpenweiden, bosranden en open naaldbossen.  De vlierorchis is daarmee vrij uitzonderlijk in het geslacht Dactylorhiza, waarvan de meeste soorten in moerassen en veengebieden of in bossen voorkomen. 

In het zuiden van Europa hebben we natuurlijk ook nog wel andere Dactylorhiza soorten die zich zoals Vlierorchis gedragen (D. insularis, D. romana, D. D. flavescens, D. guimaraesii)

Voorkomen :  De vlierorchis komt plaatselijk voor van Scandinavië over West- en Midden-Europa tot in de Pyreneeën, de Alpen en de Vooralpen. Verder in het Middellandse Zeegebied en ook in Noord Afrika en klein Azië.

Zeldzaamheid:  Komt niet voor in de Benelux. In West Duitsland is de plant met uitsterven bedreigd, terwijl die daar ooit in grote aantallen voorkwam.

Gelijkende soorten: De vlierorchis valt vrij snel op door zijn dimorfe bloemkleuren die steeds door elkaar voorkomen. Slechts één van zijn naaste verwanten van het geslacht Dactylorhiza bezit ook dat kenmerk. (Dactylorhiza romana Sebast. Soó – De Romeinse orchis) Ook de biotoop van de vlierorchis onderscheidt de soort van andere handekenskruiden.

Alleenstaande purperen planten zouden verward kunnen worden met de mannetjesorchis (Orchis mascula), maar die laatste heeft een blauwere kleur en mist de gekleurde schutblaadjes. Alleenstaande gele planten lijken dan weer op de bleke orchis (Orchis pallens), die echter slanker is en de rode puntjes op de lip mist, en op de stippelorchis (Orchis provincialis), die gevlekte bladeren heeft.

Bedreiging en bescherming : De vlierorchis is in Frankrijk en Zweden beschermd.

Bijzonderheden : Het polymorfisme in de bloemkleur is heel opvallend in alle natuurlijke populaties en blijkt ook heel stabiel. De gemiddelde frequentie van de gele kleur over alle populaties heen is 53%. Buiten de kleur van de bloemen (en de schutblaadjes) is er geen ander verschil te vinden tussen de twee vormen, en zelfs de geur is identiek.

In gemengde populaties (geel en rood) kunnen ook planten gevonden worden met intermediaire kleuren, die de naam forma zimmermanii dragen.

Polymorfisme in bloemkleur komt bij verschillende orchideeën voor, en blijkbaar heeft deze eigenschap een evolutionair voordeel, maar de mechanismen die het in stand houden zijn tot op heden niet volledig verklaard.

Tekst : Bart Van de Vijver, video : Patrick Mannens,  foto’s : Patrick Mannens, Etienne De Keukelaere, Daniel Gheyselinck, Rudy Maex.

Met dank aan de vele fotografen die ons beeldmateriaal bezorgden van deze soort.

Volgende maand : Ophrys insectifera

Alle foto’s zijn welkom.  Stuur ze naar secretariaat@semo.vlaanderen.  Alvast bedankt.