Dactylorhiza majalis (Reichenbach) Hunt & Summerhayes

Brede Orchis, Mei Orchis

F: Orchis de mai, Orchis à larges feuilles
E: May Orchid
D: Breitblättriges Knabenkraut

Syn.: Orchis majalis Reichenbach, Dactylorhiza fistulosa (Moensch) Baumann & Künkele

Ety.:   Majalis komt van het Latijn maius (van mei) en wijst op de bloeiperiode van de soort.

Beschrijving: Plant 20 tot 40 (70) cm hoog. Stevig, dikke doch holle stengel die bovenaan geribd is. Ze heeft 3 tot 5 normale bladeren en 1 (zelden 2) schutbladachtige bladeren. De bladeren zijn verspreid aan de stengel, afstaand, aan de bovenzijde met duidelijke gevulde vlekken. Deze vlekken kunnen in zeldzame gevallen ook ontbreken. De onderste bladeren zijn lancetvormig tot langwerpig-lancetvormig, in het midden het breedste, spits uitlopend, tamelijk vlak of iets gevouwen. Bladeren veel breder dan bij de andere soorten met de grootste breedte in het midden. Ze zijn meestal afstaand of licht schuin opgericht. Enkel de onderste schutbladeren zijn veel langer dan de vruchtbeginsels. De bloeiwijze is tamelijk dicht- en veelbloemig. Bloemen meestal donker rood of paarsroze gekleurd. Zijdelingse sepalen afstaand of teruggeslagen. Lip duidelijk drielobbig met een middenlob die in het midden weinig tekening vertoont. De zijlobben zijn iets teruggeslagen tot vaak naar voor gebogen of vlak Tekening bestaat uit donkerrode tot paarse lusjes en streepjes. Nooit is er een gesloten tekening aanwezig (zoals bij D. incarnata). Spoor naar onder gebogen, iets korter dan het vruchtbeginsel (3/4).

Variabiliteit: de belangrijkste variatie bestaat in het optreden van planten met ongevlekte bladeren. Ook in planthoogte en breedte van de bladeren bestaat enige variatie. Maar de bloemkenmerken zijn redelijk constant te noemen.

Bloeitijd: mei. De bloei begint al als de stengel nog niet volledig gestrekt is waardoor de bloemen tussen de bladeren lijken te zitten. Het is de eerst bloeiende Dactylorhiza.

Habitat: D. majalis komt voor in natte beekdalen, vochtige weilanden op (zwak zure tot) basische niet al te schrale zand- en kleigrond. Nooit aan te treffen in schrale, verzuurde weiden en venen. Het is een karakteristieke soort van zogenaamde dotterbloemhooilanden. Invloed van mineraalrijke kwel is vaak van groot belang. Staat meestal op drogere plekken als D. incarnata. Verkiest volle zon maar durft wel eens in zeer open, vochtige bossen opduiken.

Zeldzaamheid: Zeer zeldzaam in België. Was vroeger één van de meest verbreide soorten in ons land maar door de vermesting bijna volledig verdwenen. Lijst B.

Gelijkende soorten: Maar door zijn forse habitus, de combinatie van drielobbige lip met donkere kleur en de vroege bloeitijd is de soort meestal gemakkelijk te onderscheiden. Vooral de donkere bloemkleur valt sterk op. Dactylorhiza praetermissa (+ var. junialis) lijkt sterk op deze soort maar heeft bloemen die lichter van kleur zijn, die de drielobbige indeling van de lip missen en die als tekening een weinig opvallend geheel hebben van lijntjes en puntjes.

Tekst : Bart Van de Vijver, video : Patrick Mannens,  foto’s : Patrick Mannens, Willy van Steenberge, Dany Boute, Bart Van de Vijver, Walter Van den Bussche.

Met dank aan de vele fotografen die ons beeldmateriaal bezorgden van deze soort.

Volgende maand : Epipactis palustris

Alle foto’s zijn welkom.  Stuur ze naar secretariaat@semo.vlaanderen.  Alvast bedankt.