Epipactis muelleri Godfery
Geelgroene wespenorchis
F: Epipactis de Mueller
E: Müllers Helleborine
D: Müllers Stendelwurz
Syn.:
Epipactis latifolia var. muelleri (Godfery) Schlechter
Epipactis helleborine subsp. muelleri (Godfery) Bolos,Massales & Vigo
Ety.:
E. Muelleri is een hommage aan de Duitse botanicus H. Müller (1829-1883) die als eerste het ontbreken van het rostellum/viscidium opmerkte bij bepaalde Epipactis-soorten.
Beschrijving :
Plant 20 tot 75 cm hoog. Hele plant geeft een geelgroen uiterlijk. Gewoonlijk met één rechte, soms iet wat heen en weer gebogen stengel die geelachtig groen is en naar boven toe viltig wordt. Plant maakt een slanke indruk. Bladeren lijken op twee rijen te zijn geplaatst, in een spiraal gerangschikt, toegespitst, geelachtig groen tot grauwgroen. De onderste bladeren zijn klein en kort, de hogere smal en lang toegespitst, min of meer gootvormig, aan de randen gegolfd. Bladeren voelen ook stijf aan. De bovenste bladeren gaan over in schutbladeren, die langer zijn dan de bloemen maar wel korter worden naar boven toe. (behalve de bovenste). Bloeiwijze veelbloemig (5-20 bloemen) maar betrekkelijk losbloemig met naar één zijde gekeerde, hangende bloemen. Sepalen en petalen klokvormig samen neigend, geelgroen of melkwit gekleurd. Hypochiel binnenin bleekbruin tot purper gekleurd, glimmend door de nectar. Epichiel ongeveer even lang als breed of iets breder, driehoekig of hartvormig, roze tot groenachtig wit met zwakke en gladde bultjes. Er is een grote ruimte aanwezig aan de overgang van epichiel naar hypochiel. Werkend rostellum niet ontwikkeld, enkel zichtbaar in een gesloten bloem. Viscidium afwezig waardoor de bloem dus obligaat autogaam wordt. Clinandrium niet ontwikkeld.
Variabiliteit:
de plant is zeer variabel wat aantal bloemen en wat grootte betreft. De vorm van de lip is vrij constant. Wat de grootte van de bloemen betreft is de invloed van schaduw zeer belangrijk. Planten die in de schaduw groeien, hebben meestal kleinere bloemen en donkere bladeren.
Bloeitijd:
eerste helft van juli
Habitat:
Voorkeur voor drogere graslanden op warme beschutte plaatsen, in en aan bosranden, onder struikgewas en struweel op kalkhellingen. Soms ook tussen dennen. Verdraagt half-schaduw maar verkiest warme en zonnige standplaatsen
Zeldzaamheid:
Zeldzaam in België maar plaatselijk soms vrij algemeen voorkomend. Lijst B.
Gelijkende soorten:
E. muelleri vertoont grote overeenkomsten met E. helleborine maar wijkt af door het ontbreken van een viscidium, de kleur van de bloemen en de vorm van de bladeren (smal, langwerpig, schijnbaar in twee rijen ingeplant en sikkelvormig). Van E. leptochila te onderscheiden door de forsere habitus en het epichiel dat niet is toegespitst. Ook de standplaats maakt veel onderscheid mogelijk. E. leptochila zal haast nooit groeien in halfschaduw op kalkgraslanden maar verkiest donkere, oude bossen.
Tekst : Bart Van de Vijver, video : Patrick Mannens, foto’s : Bart Van de Vijver, Patrick Mannens, Jo Bogaerts, Daniel Ghyselinck.
Met dank aan de vele fotografen die ons beeldmateriaal bezorgden van deze soort.
Volgende maand : Neottia ovata
Alle foto’s zijn welkom. Stuur ze naar secretariaat@semo.vlaanderen. Alvast bedankt.